De zaakwaarnemer van Martin Jol
Martin Jol:
"Ik was 15 jaar oud toen ik voor het eerst een aanbieding kreeg van een andere club. Ik zat in de jeugd van ADO en behoorde tot de selectie van het Nederlands jeugdelftal.
FC Twente wilde me hebben. Ik was nog nooit van huis geweest en ging met mijn vader in de trein naar Enschede. Hij was mijn 'zaakwaarnemer'.Het eerste wat me opviel in Twente, waren die bossen. Ik hield daar niet van. Ik moet zee en strand hebben. Dat gevoel heb ik nog steeds. Kijk, Scheveningen heeft ook bossen en parken, maar wel aan zee.We spraken met de voorzitter, Henk Olijve. Die vroeg me op een bepaald moment: "Wat wil jij verdienen?"
Ik zei: "70.000 gulden."
Waarop Olijve zich tot mijn vader wendde en zei: "Meneer Jol, hoe voedt u uw zoon nou op? Dat soort gekke bedragen kan hij toch niet vragen."
Mijn vader keek me aan en zei: "Nee, absoluut niet. Martin, hoe kom je erbij om zulke bedragen te vragen." Dat was mijn zaakwaarnemer.
(...) Bobby Robson, die toen bij Ipswich zat en vaak oefenwedstrijden tegen FC Twente speelde, had de coach van West Bromwich Albion getipt. Van Dalen haalde me over om daar te gaan kijken. Ik dacht: vooruit, maar ik teken toch niet.
Ronnie Allen, de coach, vroeg: "Wat wil je hebben?"
Ik noemde een bedrag waarvan ik dacht dat hij het toch nooit zou betalen. Zegt hij: "Da's goed."We gingen trainen. Hij moest me nog beoordelen. Maar hoe? Hij pakte de bal, schoot hem loodrecht 50 meter de lucht in en zei: "Maak maar dood."
Dus ik liet hem op de grond stuiten en stopte hem met mijn kont. Natuurlijk had ik hem ook op mijn schoen kunnen doodleggen, maar dat risico nam ik niet.Hij had genoeg gezien. Ik kon tekenen. Als ik bij RKC spelers op proef heb, haal ik nog steeds die truc uit."
Algemeen Dagblad, zaterdag 11 maart 2000
Sharennnn!